Floris Kruidenberg kijkt naar de  werkelijkheid met analytische ogen op zoek naar complexe uitingsvormen van  diezelfde werkelijkheid. 
      Hij legt verbanden die er schijnbaar logisch uitzien, maar in wezen vaak  irrationele samenstellingen zijn van poëtische overwegingen.
      De vrij droge materiële uitvoering van veel van zijn kunstwerken  suggereert een op de wetenschap gelijkende methode, maar zijn uitkomsten zijn  die van een visuele dichter, die de werkelijkheid benadert als een optelsom van  logische en niet-logische opvattingen, die ons anders laat kijken. 
    Hij leert ons zien met magische ogen, ogen die ons om de tuin leiden,  omdat de dingen die hij verbeeldt voor de hand liggend lijken, maar van een  grote raadselachtigheid blijken te zijn.
Clara Palli  Monguilod ziet de positie van de kunstenaar als een filosofische. 
      Zij realiseert zich de relativiteit van de belangrijkheid van allerhande  alledaagse zaken, zoals aangegeven door evenzoveel conventies. 
      Zij zegt het als volgt: we spenderen ons leven met het herhalen van  zaken die we geleerd hebben. 
      En de kunst, die neemt het kronkelige pad. 
      In haar oeuvre heeft zij de neiging de dingen te ontkleden, van hun  conventies te ontdoen, en te kijken naar de werkelijke dingen, in hun naakte  toestand. 
      Het is een streven naar authenticiteit, hoe relatief die ook mag zijn.  Is er aan de ene kant de wens om de dingen te ontmantelen, tot de essentie te  reduceren. 
      Aan de andere kant is er de behoefte aan vorm, theatraliteit, het  vertellen van verhalen en het creëren van een eigen wereld, kortom om aan te  kleden. 
      Zij heeft de sterke behoefte bestaande verwachtingen omtrent het maken  van een tentoonstelling, rond het uitvoeren van een helder achter het kunstwerk  en het gebruik van esthetiek die gemakkelijk herkend wordt als kunst, te  provoceren. 
    Door deze zaken te becommentariëren heeft zij zichzelf ruimte gegeven  voor onzekerheid, het spelen met bestaande opvattingen en het ondervragen van  de dingen over de manier waarop zij voorondersteld worden te zijn. 
Johan Gustavsson kenmerkt zich als  een kunstenaar die zijn pijlen richt op rationele overwegingen in de kunst.
      Hem gaat het om de intuïtie en liever nog de trance in zijn  scheppingsproces.
      Hij zoekt zijn weg in de leesbaarheid van een strikt visuele taal.
      Een taal die laat zwijgen en die laat verwonderen.
      In het niet perfecte, of anders geformuleerd, de afwijking van een  ideaalbeeld vindt zijn kunstenaarschap de mogelijkheid tot het opnieuw kijken  en benaderen van de dingen.
      Een van de zaken die hem daarbij fascineert is de tegenstelling  volmaakt/niet volmaakt, waarbij hij de neiging heeft het niet volmaakte grotere  waarde toe te kennen dan het volmaakte.
      Het lelijke, of de onafheid van de dingen is een grote inspiratiebron,  omdat juist daar de mogelijkheden te vinden zijn om de zaak vanuit een andere  hoek te bekijken.
      De tekening waaraan dingen ontbreken, bijvoorbeeld de tafel heeft maar 2  poten in plaats van de gebruikelijke 4, maar in de tekening staat hij als een  solide op een rots gebouwd huis, en daar is het Johan om te doen.
    Dat geeft zijn werk een grote melancholieke schoonheid.